Vrouwen en het Joodse gebed
Tefillin leggen, 2007 - foto genomen voor Reliflex
Dit artikel is in 2007 verschenen in Reliflex, de voorganger van Nieuw W!J. Vrouwen en het Joodse gebed
Het religieuze jodendom steunt op twee gedachten. Enerzijds is iedere mens – man en vrouw – geschapen naar Gods beeld en dus gelijkwaardig. Anderzijds steunt het jodendom op verplichting. Deze twee concepten zijn van belang om de joodse eredienst te begrijpen.
Elke jood – man of vrouw – kent de verplichting tot gebed. Maar deze verplichting kent in het traditionele jodendom een zwaardere rol toe aan mannen dan aan vrouwen. Mannen moeten drie maal daags bidden en bij het ochtendgebed een gebedsmantel met schouwdraden (talliet) dragen en gebedsriemen (tefilien) aanleggen. Vrouwen zijn van deze geboden vrijgesteld. De traditionele uitleg is dat vrouwen zorg voor huishouden en kinderen hebben en niet belast moeten worden met tijdsgebonden geboden die secuur uitgevoerd moeten worden. Een meer antropologische uitleg zou zijn dat het in een patriarchale samenleving niet gepast werd geacht dat vrouwen een publieke en rituele rol zouden uitvoeren. Bovendien werden vrouwen in juridische zin niet als (volledig) handelingsbekwaam beschouwd.
Binnen het orthodoxe jodendom wordt deze traditionele rolverdeling nog steeds gehandhaafd: vrouwen mogen naar de sjoel maar hoeven niet en krijgen ook geen rituele functies toebedeeld. Op het dragen van talliet en tefilien ligt geen verbod, maar het wordt wel ontmoedigd. Een vrouw mag zich verplichten tot driemaal daags gebed en het uitvoeren van de rituelen, maar het is in de orthodoxie hoogst ongebruikelijk (Er is enige innovatie in de linkervleugel van de orthodoxie, maar is dit nog heel pril).
Verder zijn de seksen traditioneel gescheiden in de synagoge van de orthodoxe gemeenschap. Met het oog op bescheidenheid en seksuele ingetogenheid wordt het gepaster gevonden als mannen en vrouwen niet naast elkaar zitten. Oorspronkelijk was er in de joodse tempel het ‘vrouwenhof’ maar mannen en vrouwen kwamen hier wel samen. Alleen tijdens het Loofhuttenfeest, waar het er losbandig aan toe kon gaan, werd een speciaal vrouwenbalkon opgericht. Hieruit leidden latere rabbijnen af dat een scheiding van de geslachten volgens de joodse wet als wenselijk of verplicht werd gezien.
De niet-orthodoxe stromingen (het progressieve reform- of liberale jodendom, en het wat behoudender conservatieve jodendom) besloten al snel om van deze praktijk af te wijken. Het werd niet als langer relevant ervaren om mannen en vrouwen te scheiden in de dienst, terwijl de seksen vrij met elkaar omgaan in het maatschappelijke verkeer.
Ook ten aanzien van de verplichting tot het gebed en het gebruik van rituele voorwerpen sloeg het niet-orthodoxe jodendom een andere richting in. Het liberale jodendom heeft het bindende karakter van de halacha, de joodse wet, losgelaten en ziet de geboden als keuzes die vanuit een eerzaam geweten gemaakt dienen te worden en niet per se als verplichtingen. Het conservatieve jodendom ziet de halacha nog wel als bindend maar staat ook open voor juridische innovatie. De conservatieve jood blijft verplicht maar heeft man en vrouw met betrekking tot gebed, ritueel en halachische handelingsbekwaamheid gelijkgetrokken.
De consequentie voor de praktijk is dat men in veel liberale en conservatieve sjoels vrouwen een talliet kan zien dragen: vrouwen kunnen de dienst leiden, de thora lezen, tellen mee in de minjan – het gebedsquorum – en kunnen dus ook voorzanger of rabbijn worden. Religieuze gelijkberechting is hiermee een feit.
Ikzelf heb mij in mijn joodse praktijk verplicht tot het driemaal daagse gebed en de tijdsgebonden geboden zoals talliet en tefilien. Mijn beweegreden om als vrouw deze verplichtingen op mij te nemen is tweevoudig. Enerzijds ben ik gemotiveerd door een egalitair (of ‘feministisch’) bewustzijn. Als ik gelijke rechten in de samenleving nastreef, is het consequent om ook mijn verantwoordelijkheden als gelijke op religieus gebied op mij te nemen. Anderzijds is mijn motivatie diep religieus of spiritueel te noemen: het is een verdieping van mijn avodat Hasjem (het dienen van de Eeuwige). Het voegt nuance, troost en discipline toe aan mijn joodse gebedspraktijk. Op deze manier heb ik een keuze gemaakt om mijn religiositeit heel serieus te nemen.
Driemaal daags bidden, het ombinden van de woorden van God (in de huisjes van de gebedsriemen zitten heilige thorateksten) en het me hullen in een gebedsmantel brengen mij niet alleen veel rust en introspectie maar ook waardigheid. Ik sta voor de Eeuwige zoals ik ben, toegewijd en kritisch tegelijk, helemaal als vrouw en helemaal als gelijke.
Het religieuze jodendom steunt op twee gedachten. Enerzijds is iedere mens – man en vrouw – geschapen naar Gods beeld en dus gelijkwaardig. Anderzijds steunt het jodendom op verplichting. Deze twee concepten zijn van belang om de joodse eredienst te begrijpen.
Elke jood – man of vrouw – kent de verplichting tot gebed. Maar deze verplichting kent in het traditionele jodendom een zwaardere rol toe aan mannen dan aan vrouwen. Mannen moeten drie maal daags bidden en bij het ochtendgebed een gebedsmantel met schouwdraden (talliet) dragen en gebedsriemen (tefilien) aanleggen. Vrouwen zijn van deze geboden vrijgesteld. De traditionele uitleg is dat vrouwen zorg voor huishouden en kinderen hebben en niet belast moeten worden met tijdsgebonden geboden die secuur uitgevoerd moeten worden. Een meer antropologische uitleg zou zijn dat het in een patriarchale samenleving niet gepast werd geacht dat vrouwen een publieke en rituele rol zouden uitvoeren. Bovendien werden vrouwen in juridische zin niet als (volledig) handelingsbekwaam beschouwd.
Binnen het orthodoxe jodendom wordt deze traditionele rolverdeling nog steeds gehandhaafd: vrouwen mogen naar de sjoel maar hoeven niet en krijgen ook geen rituele functies toebedeeld. Op het dragen van talliet en tefilien ligt geen verbod, maar het wordt wel ontmoedigd. Een vrouw mag zich verplichten tot driemaal daags gebed en het uitvoeren van de rituelen, maar het is in de orthodoxie hoogst ongebruikelijk (Er is enige innovatie in de linkervleugel van de orthodoxie, maar is dit nog heel pril).
Verder zijn de seksen traditioneel gescheiden in de synagoge van de orthodoxe gemeenschap. Met het oog op bescheidenheid en seksuele ingetogenheid wordt het gepaster gevonden als mannen en vrouwen niet naast elkaar zitten. Oorspronkelijk was er in de joodse tempel het ‘vrouwenhof’ maar mannen en vrouwen kwamen hier wel samen. Alleen tijdens het Loofhuttenfeest, waar het er losbandig aan toe kon gaan, werd een speciaal vrouwenbalkon opgericht. Hieruit leidden latere rabbijnen af dat een scheiding van de geslachten volgens de joodse wet als wenselijk of verplicht werd gezien.
De niet-orthodoxe stromingen (het progressieve reform- of liberale jodendom, en het wat behoudender conservatieve jodendom) besloten al snel om van deze praktijk af te wijken. Het werd niet als langer relevant ervaren om mannen en vrouwen te scheiden in de dienst, terwijl de seksen vrij met elkaar omgaan in het maatschappelijke verkeer.
Ook ten aanzien van de verplichting tot het gebed en het gebruik van rituele voorwerpen sloeg het niet-orthodoxe jodendom een andere richting in. Het liberale jodendom heeft het bindende karakter van de halacha, de joodse wet, losgelaten en ziet de geboden als keuzes die vanuit een eerzaam geweten gemaakt dienen te worden en niet per se als verplichtingen. Het conservatieve jodendom ziet de halacha nog wel als bindend maar staat ook open voor juridische innovatie. De conservatieve jood blijft verplicht maar heeft man en vrouw met betrekking tot gebed, ritueel en halachische handelingsbekwaamheid gelijkgetrokken.
De consequentie voor de praktijk is dat men in veel liberale en conservatieve sjoels vrouwen een talliet kan zien dragen: vrouwen kunnen de dienst leiden, de thora lezen, tellen mee in de minjan – het gebedsquorum – en kunnen dus ook voorzanger of rabbijn worden. Religieuze gelijkberechting is hiermee een feit.
Ikzelf heb mij in mijn joodse praktijk verplicht tot het driemaal daagse gebed en de tijdsgebonden geboden zoals talliet en tefilien. Mijn beweegreden om als vrouw deze verplichtingen op mij te nemen is tweevoudig. Enerzijds ben ik gemotiveerd door een egalitair (of ‘feministisch’) bewustzijn. Als ik gelijke rechten in de samenleving nastreef, is het consequent om ook mijn verantwoordelijkheden als gelijke op religieus gebied op mij te nemen. Anderzijds is mijn motivatie diep religieus of spiritueel te noemen: het is een verdieping van mijn avodat Hasjem (het dienen van de Eeuwige). Het voegt nuance, troost en discipline toe aan mijn joodse gebedspraktijk. Op deze manier heb ik een keuze gemaakt om mijn religiositeit heel serieus te nemen.
Driemaal daags bidden, het ombinden van de woorden van God (in de huisjes van de gebedsriemen zitten heilige thorateksten) en het me hullen in een gebedsmantel brengen mij niet alleen veel rust en introspectie maar ook waardigheid. Ik sta voor de Eeuwige zoals ik ben, toegewijd en kritisch tegelijk, helemaal als vrouw en helemaal als gelijke.
Comments
Post a Comment