Parashat Noach
Er is tegenwoordig veel discussie over cultuur en cultuurrelativisme. Bij mijn studie culturele antropologie was het vraagstuk rondom cultuurrelativisme onvermijdelijk en ik moet toegeven dat ik het dilemma voor mijzelf nooit heb weten op te lossen. Is een cultuur uiting die ‘wij’ in het Westen onacceptabel vinden ergens anders wel acceptabel? In hoeverre laat je culturele factoren meewegen in je beoordeling van sociale rechtvaardigheid? En in hoeverre zijn er universele menselijke waarden? Kortom: wat is rechtvaardigheid en is dit absoluut of relatief?
De eerste man in de Torah die met dit netelige probleem te maken kreeg was Noach. Noach leefde in roerige tijden en het leven op aarde ging van kwaad tot erger:
וַיַּרְא יְהוָה, כִּי רַבָּה רָעַת הָאָדָם בָּאָרֶץ, וְכָל-יֵצֶר מַחְשְׁבֹת לִבּוֹ, רַק רַע כָּל-הַיּוֹם.
“En God zag hoe groot de slechtheid van de mens was op aarde en dat alle vormsels van zijn gedachten in zijn hart alleen maar de hele tijd slecht waren.” (Gen. 6:5 – mijn vertaling).
Vanwege het onethische gedrag van de mens kreeg God spijt van Zijn scheppingswerk en wilde Hij – als een impulsieve van Gogh die ontevreden is met zijn schilderkunst – de schepping uitwissen. Voordat Hij echter het mes in het canvas zette (of op de delete knop drukte) stelde Hij Noach aan om de boel te redden. Want ondanks de immoraliteit van de mensheid om hem heen, koesterde God hoop voor Noach. Immers was Noach een’ tzaddik’ (rechtvaardige) in zijn generatie:
וְנֹחַ, מָצָא חֵן בְּעֵינֵי יְהוָה.
אֵלֶּה, תּוֹלְדֹת נֹחַ--נֹחַ אִישׁ צַדִּיק תָּמִים הָיָה, בְּדֹרֹתָיו: אֶת-הָאֱלֹהִים
”Maar Noach vond gunst in de ogen van de Eeuwige. En dit zijn de generaties van Noach—Noach was een rechtvaardig en puur mens in zijn generatie…” (Gen. 6:8-9 - mijn vertaling)
We weten hoe het verhaal afloopt. God geeft God Noach de opdracht om een ark te bouwen. Daarin slaat Noach een soort genetische databank op om de biodiversiteit na de Zondvloed te garanderen. God maakt een verbond met Noach en zijn familie en zij dobberen veertig dagen en nachten rond. Na 150 dagen slonk het water weer en kwam de ark tot rust en Noach kan eindelijk weer voet aan wal zetten. Dankbaar bracht Noach een offer tot God en God op Zijn beurt beloofd plechtig om de mensheid nooit meer te vernietigen (Gen. 7:21). Als bestendiging van dit prototype van de universele verklaring van de rechten van de mens zet God een regenboog in de wolken (Gen. 8:11-17). Eind goed al goed.
Waarom werd Noach gekozen voor deze taak? En wat hield zijn rechtvaardigheid in? Hoe rechtvaardig is iemand wanneer alles en iedereen om zich heen gecorrumpeerd is? De rabbijnen uit de Midrasj (B’reesjiet Rabba, hoofdstuk 9) zijn er niet over uit.
“Rabbi Jehoeda zei: in zijn generatie was hij een tzaddik (rechtvaardige) maar als hij in de generatie van Mozes of Samuel had geleefd dan was hij geen tzaddik geweest. Dit is als een parabel van iemand die een wijnkelder heeft. Hij opende een vat wijn en vond azijn. Hij opende een tweede en derde vat wijn en vond weer azijn. Zij zeiden tot hem, “het is zuur” waarop hij antwoordde, “en dit is het beste wat we hebben.” En dus was Noach in zijn generatie een tzaddik.” (Mijn vertaling)
Kortom: alles is relatief. Volgens Rabbi Jehoeda was Noach geen uitmuntende persoonlijkheid maar in vergelijking met de rest was hij de slechtste nog niet. Is dat acceptabel? Kan iemand goed zijn omdat de rest niet aan de morele standaard voldoet? Het lijkt me een povere reden om Noach als ‘tzaddik’ te bestempelen en wij kunnen ons afvragen of Rabbi Jehoeda Noach daarmee niet tekort doet.
Natuurlijk geeft dezelfde Midrasj nog een ander antwoord:
“Rabbi Nechemya zei, als hij in zijn generatie een tzaddik was, des de meer was hij een tzaddik geweest in de generatie van Mozes en Samuel. Dit is als een parabel over een fles met balsem, verzegeld met een dop en omwonden met draad. Deze fles was tussen graven (op een kerkhof) geplaatst en de geur (van de balsem) verspreidde zich door het kerkhof… des de meer was Noach de rechtvaardige van zijn generatie.” (mijn vertaling)
Rabbi Nechemya is genereuzer, al haalt hij wel een luguber voorbeeld aan: Noach was als een fles welriekende parfum in een vervuilde en stinkende omgeving. En zelfs ondanks de overweldigende stank wist Noach nog zijn geur te verspreiden. Ondanks de overweldigende slechtheid van de generatie van Noach, wist Noach zijn eigen morele gezag te handhaven. Stel je eens voor, zegt Rabbi Nechemya, als Noach eens had geleefd in de tijd van grootheden als Mozes en Samuel! Dan was hij een nog grotere tzaddik geweest. Noach had zoveel potentieel dat zelfs de slechte omstandigheden dat niet kon onderdrukken.
Als de stem van Rabbi Jehoeda het cultuurrelativistische argument weergeeft, dan suggereert de visie van Rabbi Nechemya dat er wel zo iets is als een absolute moraal of absolute goedheid; het soort goedheid dat niet gecorrumpeerd wordt door de omgeving. Rechtvaardigheid onderhandelt niet.
Beide rabbijnen hebben een punt. Vaak zijn we menselijk. Dan doen we het beste wat we kunnen doen onder moeilijke omstandigheden. Of soms hebben we geen beter inzicht omdat we beperkt worden door onze waarneming. Kunnen wij ons een wereld voorstellen zonder oorlog of geweld? Waar we niet gebonden zijn aan onze vooroordelen? Het is natuurlijk mooi om naar te streven. En dat is dan wat Rabbi Nechemya ook zegt. Rechtvaardigheid is niet relatief en zelfs in de meest verdorven omgeving zal echte rechtvaardigheid zegevieren. Als ik Noach (en het Verbond wat God via Noah met de hele mensheid sloot) zie als voorloper van universele ethiek, dan is dat een inspirerende gedachte, strevenwaardig.
We hebben allemaal een stukje Noach in ons. Soms zijn we relatief en soms absoluut goed. Het is goed om naar het absolute te streven zonder het relatieve uit oog te verliezen. En we moeten het goede niet offeren in de zoektocht naar het volmaakte. Zelfs een klein beetje goedheid kan een groot verschil maken.
De eerste man in de Torah die met dit netelige probleem te maken kreeg was Noach. Noach leefde in roerige tijden en het leven op aarde ging van kwaad tot erger:
וַיַּרְא יְהוָה, כִּי רַבָּה רָעַת הָאָדָם בָּאָרֶץ, וְכָל-יֵצֶר מַחְשְׁבֹת לִבּוֹ, רַק רַע כָּל-הַיּוֹם.
“En God zag hoe groot de slechtheid van de mens was op aarde en dat alle vormsels van zijn gedachten in zijn hart alleen maar de hele tijd slecht waren.” (Gen. 6:5 – mijn vertaling).
Vanwege het onethische gedrag van de mens kreeg God spijt van Zijn scheppingswerk en wilde Hij – als een impulsieve van Gogh die ontevreden is met zijn schilderkunst – de schepping uitwissen. Voordat Hij echter het mes in het canvas zette (of op de delete knop drukte) stelde Hij Noach aan om de boel te redden. Want ondanks de immoraliteit van de mensheid om hem heen, koesterde God hoop voor Noach. Immers was Noach een’ tzaddik’ (rechtvaardige) in zijn generatie:
וְנֹחַ, מָצָא חֵן בְּעֵינֵי יְהוָה.
אֵלֶּה, תּוֹלְדֹת נֹחַ--נֹחַ אִישׁ צַדִּיק תָּמִים הָיָה, בְּדֹרֹתָיו: אֶת-הָאֱלֹהִים
”Maar Noach vond gunst in de ogen van de Eeuwige. En dit zijn de generaties van Noach—Noach was een rechtvaardig en puur mens in zijn generatie…” (Gen. 6:8-9 - mijn vertaling)
We weten hoe het verhaal afloopt. God geeft God Noach de opdracht om een ark te bouwen. Daarin slaat Noach een soort genetische databank op om de biodiversiteit na de Zondvloed te garanderen. God maakt een verbond met Noach en zijn familie en zij dobberen veertig dagen en nachten rond. Na 150 dagen slonk het water weer en kwam de ark tot rust en Noach kan eindelijk weer voet aan wal zetten. Dankbaar bracht Noach een offer tot God en God op Zijn beurt beloofd plechtig om de mensheid nooit meer te vernietigen (Gen. 7:21). Als bestendiging van dit prototype van de universele verklaring van de rechten van de mens zet God een regenboog in de wolken (Gen. 8:11-17). Eind goed al goed.
Waarom werd Noach gekozen voor deze taak? En wat hield zijn rechtvaardigheid in? Hoe rechtvaardig is iemand wanneer alles en iedereen om zich heen gecorrumpeerd is? De rabbijnen uit de Midrasj (B’reesjiet Rabba, hoofdstuk 9) zijn er niet over uit.
“Rabbi Jehoeda zei: in zijn generatie was hij een tzaddik (rechtvaardige) maar als hij in de generatie van Mozes of Samuel had geleefd dan was hij geen tzaddik geweest. Dit is als een parabel van iemand die een wijnkelder heeft. Hij opende een vat wijn en vond azijn. Hij opende een tweede en derde vat wijn en vond weer azijn. Zij zeiden tot hem, “het is zuur” waarop hij antwoordde, “en dit is het beste wat we hebben.” En dus was Noach in zijn generatie een tzaddik.” (Mijn vertaling)
Kortom: alles is relatief. Volgens Rabbi Jehoeda was Noach geen uitmuntende persoonlijkheid maar in vergelijking met de rest was hij de slechtste nog niet. Is dat acceptabel? Kan iemand goed zijn omdat de rest niet aan de morele standaard voldoet? Het lijkt me een povere reden om Noach als ‘tzaddik’ te bestempelen en wij kunnen ons afvragen of Rabbi Jehoeda Noach daarmee niet tekort doet.
Natuurlijk geeft dezelfde Midrasj nog een ander antwoord:
“Rabbi Nechemya zei, als hij in zijn generatie een tzaddik was, des de meer was hij een tzaddik geweest in de generatie van Mozes en Samuel. Dit is als een parabel over een fles met balsem, verzegeld met een dop en omwonden met draad. Deze fles was tussen graven (op een kerkhof) geplaatst en de geur (van de balsem) verspreidde zich door het kerkhof… des de meer was Noach de rechtvaardige van zijn generatie.” (mijn vertaling)
Rabbi Nechemya is genereuzer, al haalt hij wel een luguber voorbeeld aan: Noach was als een fles welriekende parfum in een vervuilde en stinkende omgeving. En zelfs ondanks de overweldigende stank wist Noach nog zijn geur te verspreiden. Ondanks de overweldigende slechtheid van de generatie van Noach, wist Noach zijn eigen morele gezag te handhaven. Stel je eens voor, zegt Rabbi Nechemya, als Noach eens had geleefd in de tijd van grootheden als Mozes en Samuel! Dan was hij een nog grotere tzaddik geweest. Noach had zoveel potentieel dat zelfs de slechte omstandigheden dat niet kon onderdrukken.
Als de stem van Rabbi Jehoeda het cultuurrelativistische argument weergeeft, dan suggereert de visie van Rabbi Nechemya dat er wel zo iets is als een absolute moraal of absolute goedheid; het soort goedheid dat niet gecorrumpeerd wordt door de omgeving. Rechtvaardigheid onderhandelt niet.
Beide rabbijnen hebben een punt. Vaak zijn we menselijk. Dan doen we het beste wat we kunnen doen onder moeilijke omstandigheden. Of soms hebben we geen beter inzicht omdat we beperkt worden door onze waarneming. Kunnen wij ons een wereld voorstellen zonder oorlog of geweld? Waar we niet gebonden zijn aan onze vooroordelen? Het is natuurlijk mooi om naar te streven. En dat is dan wat Rabbi Nechemya ook zegt. Rechtvaardigheid is niet relatief en zelfs in de meest verdorven omgeving zal echte rechtvaardigheid zegevieren. Als ik Noach (en het Verbond wat God via Noah met de hele mensheid sloot) zie als voorloper van universele ethiek, dan is dat een inspirerende gedachte, strevenwaardig.
We hebben allemaal een stukje Noach in ons. Soms zijn we relatief en soms absoluut goed. Het is goed om naar het absolute te streven zonder het relatieve uit oog te verliezen. En we moeten het goede niet offeren in de zoektocht naar het volmaakte. Zelfs een klein beetje goedheid kan een groot verschil maken.
Comments
Post a Comment